Coeranoscincus

Coeranoscincus
Coeranoscincus reticulatus
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Reptilia (Reptielen)
Orde:Squamata (Schubreptielen)
Onderorde:Lacertilia (Hagedissen)
Infraorde:Scincomorpha (Skinkachtigen)
Familie:Scincidae (Skinken)
Onderfamilie:Sphenomorphinae
Geslacht
Coeranoscincus
Greer & Cogger, 1985
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Coeranoscincus op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Herpetologie

Coeranoscincus is een geslacht van hagedissen uit de familie skinken (Scincidae).

Naam en indeling

De wetenschappelijke naam van de groep werd voor het eerst voorgesteld door Allen Eddy Greer en Harold George Cogger in 1985. Er worden twee soorten erkend die beide eerder tot het geslacht Anomalopus werden gerekend.[1]

Uiterlijke kenmerken

De lichaamslengte bedraagt exclusief staart ongeveer 18 tot 25 centimeter, Coeranoscincus frontalis wordt gemiddeld groter. De lichaamskleur is donkerbruin tot oranjebruin, de juvenielen hebben een lichtere kleur en hebben een geelwitte kop met zwarte vlekken. De afstekende vlekkenpatronen van de jonge dieren verdwijnen naarmate ze ouder worden. De schubben zijn glad en glanzend.[2]

De twee soorten zijn gemakkelijk van elkaar te onderscheiden door de aan- of afwezigheid van poten; bij Coeranoscincus frontalis ontbreken zowel de voor- als de achterpoten. Coeranoscincus reticulatus heeft wel vier poten maar deze zijn gereduceerd en dragen drie vingers en drie tenen.

De ogen zijn vrij klein en hebben beweegbare oogleden zonder een doorzichtig venster zoals bij andere skinken voorkomt. De snuitpunt is stomp en afgerond, en niet afgeplat. De gehooropeningen zijn verborgen onder enkele schubben.[2]

Levenswijze

Coeranoscincus- soorten zijn bodembewoners die leven in de strooisellaag en schuilen onder stenen en andere objecten. Alle soorten zijn overwegend nachtactief, maar komen bij regenachtig weer ook overdag tevoorschijn. Op het menu staan waarschijnlijk voornamelijk regenwormen, gezien de lange en naar achteren gekromde tanden in de bek. Deze zijn aangepast om glibberige prooien te ankeren. De vrouwtjes zijn eierleggend en zetten de eieren af op de bodem.

Verspreiding en habitat

De hagedissen komen endemisch voor in het oosten van Australië en leven in de staten Nieuw-Zuid-Wales en Queensland.[1]

De habitat bestaat uit vochtige bossen, zoals tropische regenwouden en bergbossen. De hagedissen hebben een voorkeur voor rottend hout, waar ze in schuilen en jagen op prooidieren. Ze worden vaak gevonden onder omgevallen boomstammen.[2]

Door de internationale natuurbeschermingsorganisatie IUCN is aan beide soorten een beschermingsstatus toegewezen. De twee soorten worden beschouwd als 'veilig' (Least Concern of LC).[3]

Soorten

Het geslacht omvat de volgende soorten, met de auteur en het verspreidingsgebied.

Naam Auteur Verspreidingsgebied
Coeranoscincus frontalis De Vis, 1888 Australië (Queensland)
Coeranoscincus reticulatus Günther, 1873 Australië (Nieuw-Zuid-Wales, Queensland)

Bronvermelding

Referenties
  1. a b Peter Uetz & Jakob Hallermann, The Reptile Database - Coeranoscincus.
  2. a b c Steve K. Wilson (2015). The Reptiles of Queensland. Reed New Holland Publishers, Pagina 107, 108. ISBN 9781921517488.
  3. International Union for Conservation of Nature and Natural Resources - Red List, Coeranoscincus - IUCN Red List.
Bronnen
  • (en) – Steve K. Wilson - A Fied Guide to The Reptiles of Queensland (2015) – Pagina 107, 108 – Reed New Holland Publishers – ISBN 9781921517488
  • (en) – Greer & Cogger, 1985 : Systematics of the reduce-limbed and limbless skinks currently assigned to the genus Anomalopus (Lacertilia: Scincidae). Records of the Australian Museum, vol. 37, n. 1, p. 11-54.
  • (en) – Peter Uetz & Jakob Hallermann - The Reptile Database – Coeranoscincus - Website Geconsulteerd 30 oktober 2018